Van Gogh Huis
Uitgave: Van Gogh Huis Veenoord/Nieuw-Amsterdam
De financiën van Vincent van Gogh
Over mijn financiën zijn de nodige publicaties verschenen. Een betrouwbare bron is de publicatie van Hans Luijten, 'Van Gogh en het geld'. Hans Luijten, Conservator Onderzoek van het Van Gogh Museum in Amsterdam, hield hierover op 14 oktober 2007 in het Geldcultureel Café van het Utrechtse Geldmuseum.
Broederliefde of een zakelijke investering?
Volgens de berekeningen van Hans is er door Theo aan mij meer dan 8.000 gulden (bijna € 4.000) geschonken. Dit bedrag is zeker niet alles, omdat niet alle schenkingen zijn gedocumenteerd. Op basis van de familiecorrespondentie moet het minimaal dit bedrag geweest zijn. Natuurlijk wilde ik alles terugbetalen. Ik schreef dit ook regelmatig aan Theo. De reactie van Theo was in 1888 duidelijk: "Je hebt het over geld dat je me schuldig bent en dat je me wilt terugbetalen. Daar wil ik niets van weten. Wat ik je toewens, is dat je je nooit zorgen hoeft te maken". Ik meen Theo heel goed te kennen en ik vind dat hij een erg altruïstisch ingesteld iemand was. Zo gaf hij ook wel eens geld aan Gauguin, omdat deze een vriend van mij was. Hij onderhield ook een vriendin (1883, Marie) en stuurde regelmatig geld naar mijn ouders voor de opvoeding van ons kleine broertje Cor en onze zus Wilhelmien. Ook heeft Theo in 1876 op eigen initiatief besloten de studie van Wilhelmien te betalen met zijn salarisverhoging. Hans Luijten heeft berekend dat Theo in een bepaalde fase van zijn leven 14,5% van zijn inkomen reserveerde voor mij. Dat noem ik nog eens broederliefde! Natuurlijk stuurde ik regelmatig brieven met mijn werk. Hierop reageerde Theo met "jij hebt me het geld al meerdere malen terugbetaald met je werk en met een broederlijkheid die meer waard is dan al het geld dat ik ooit zal bezitten”. De bedragen die ik van Theo kreeg waren zeker genereus. Natuurlijk had ik extra kosten in verband met de voor mijn niet onaanzienlijke productie. Maar toch……Hans Luijten heeft becijferd dat ik in de eerste tien maanden in Arles maandelijks gemiddeld zo’n 240 francs ter beschikking had. Wanneer men dat vergelijkt met de 135 francs per maand waarmee het vijfkoppige gezin van de met mij bevriende postbode Joseph Roulin moest zien rond te komen, dan mag men stellen dat ik helemaal niet slecht werd bedeeld. Aldus concludeert Hans tijdens zijn lezing. De complete tekst van de lezing staat in de vorm van een PDF op de website van het Van Gogh Museum. (Amsterdam). De moeite waard!
Het ging slecht met de verkoop van mijn schilderijen. Rembrandt verkocht bij leven schilderwerken. Ook mijn vriend en tijdgenoot Gauguin verkocht wel eens wat. Van mij werd bij leven slechts 1 werk verkocht. In maart 1890 verkoopt Theo De rode wijngaard (zie afbeelding) voor 400 francs aan Anna Boch, de zus van de schilder Eugène Boch. Vergeleken met de materiaalkosten was dit een druppel op een gloeiende plaat. In de periode juni 1889 - juli 1890 bracht de firma Tasset & L’Hôtel 900 francs en Tanguy 380 francs in rekening.
De rode wijngaard is nu te zien in het Poesjkin Museum te Moskou. Waarom verkochten de schilderstukken van mij zo slecht? Ik denk dat de afgebeelde onderwerpen, die vaak bestonden uit arbeiders en armoede, de oorzaak zijn. Daar wilden de welgestelden die zich kunst konden veroorloven niet mee geconfronteerd worden. Laat staan dat ze het aan de muur zouden hangen. Veel welgestelden waren zo rijk geworden door uitbuiting van de door mij afgebeelde arbeiders. Denk ook aan het zware werk dat door vrouwen in de mijnen van de Borinage werd verricht, de kinderarbeid en de vrouwen die de trekschuiten moesten trekken in o.a. de Drentse veengebieden.
Vincent